Skip to main content

Hedendaagse zwarte flaneurs achterna

Kunstenaars ‘Congoville’ keren het perspectief om

25 May 2021
headerfotoMaurice Mbikayi - The Aesthetic Observer

De tentoonstelling ‘Congoville’ is opgevat als een wandeling door de Middelheimsite met de zwarte flaneur en flaneuse als gids. De hedendaagse kunstenaar als flaneur: een interessant concept dat gastcurator Sandrine Colard introduceert. Maar wat houdt dit precies in? Dat vertelt ze in deze blog. De tekst verschijnt ook in de publicatie bij de expo.

Cruciale figuur in de kunst

De figuur van de flaneur zag het daglicht via de pen van de Franse dichter Charles Baudelaire; de 'flâneur' is een van de cruciale figuren in het westerse modernisme en de moderne kunst.

 

Een nieuwe subjectiviteit

 

De flaneur werd geboren in de drastisch getransformeerde straten van het Parijs van de negentiende eeuw, maar raakte ook bekend in andere Europese steden. Deze stadsbewoner ontwikkelde een subjectiviteit die gevoed werd door het schouwspel binnen de nieuwe metropolis. Hij voelde zich thuis in de kosmopolitische massa die rondliep langs de nieuwe en kolkende boulevards en gaanderijen van Haussman. De flaneur gedijde goed in dat nieuwe stadsbeeld, hij was er tegelijk regisseur en toeschouwer.

Zoals Baudelaire vroeger kan de ware moderne kunstenaar nu alleen maar flaneur zijn, een scherpe observator van deze ongekende mengelmoes van een mensenmenigte en consumptiegoederen, niet gebonden aan welke artistieke traditie dan ook.

 

Het Middelheimpark als wordingsplaats

 

Het Middelheimpark werd publiek domein in 1910 en is, binnen Europa, een van de vele wordingsplaatsen van die stadsflaneur. Twee jaar nadat België officieel een imperialistische natie werd, werd het park opgericht als een groene uitbreiding van de Antwerpse stadskern. Het ontstaan van de site liep synchroon met de geboorte van de Belgische koloniaal.

"In de tentoonstelling wordt de site het parcours van een echte, zwarte flaneur."
— Sandrine Colard

De Koloniale Hogeschool

Dat het Middelheimmuseum (opgericht in 1950) op nauwelijks honderd meter ligt van de plek waar de imperialistische spirit van België uitgedokterd werd (de Koloniale Hogeschool), is wellicht nog meer beladen.

Het instituut was nog actief op het moment dat het museum opgericht werd, maar leidde een sluimerend bestaan na de onafhankelijkheid van Congo in 1960. De Koloniale Hogeschool moest zorgen voor de opleiding van de administratieve ‘elite’ die naar Belgisch Congo zou uitgestuurd worden.

 

Campus van de Universiteit Antwerpen

 

Vandaag wordt het instituut gebruikt als een campus van de Universiteit Antwerpen (UA). Dit relict uit de koloniale tijd cohabiteert nu met het museum en zijn nieuwe bewoners, zoals België ook samenleeft met zijn koloniale verleden: in een nietsvermoedende of tactisch overwogen stilte, met een attitude die op een ongemakkelijke manier de conservering van erfgoed probeert te rijmen met historische objectiviteit, en met af en toe een uitbarsting van gewetensnood.

In de tentoonstelling wordt de site het parcours van een echte, zwarte flaneur; deze historisch beladen grond wordt het object van diens verbazing en interpretatie. Zo probeert de tentoonstelling het actieterrein waar ooit het imperialisme onderwezen werd om te zetten in een springplank die het moet mogelijk maken dat imperialisme af te leren.

Zwarte flaneurs en flaneuses

De kunstenaars die deelnemen aan ‘Congoville’ zijn zwarte flaneurs en flaneuses uit de eenentwintigste eeuw. Ze bezoeken het park en nemen het kritische gezichtspunt in van historisch verbeelde of ingebeelde flaneurs – denk aan Paul Panda Farnana of Patrice Lumumba die door de Belgische straten lopen, of denk aan een Techno Dandy of een Aesthetic Observer… In de tentoonstelling zijn Afrikaanse kunstenaars of kunstenaars uit de Afrikaanse diaspora de gids of flâneur.

 

Afstand van het imperialistische verhaal

 

In de tentoonstelling maak je een wandeling door een publieke ruimte die opnieuw omgespit en verbeeld is, door de ogen van die kunstenaars. De grootste ambitie van deze voorstelling om de bezoeker mee te nemen op een reis waarop hij afstand leert te nemen van het imperialistische verhaal dat hier nog altijd kritiekloos verheerlijkt wordt. En tegelijk wordt er aan de diverse zwarte gemeenschappen getoond hoezeer de publieke ruimte ook de ‘hunne’ is.

"Bezoekers worden uitgenodigd om de publieke ruimte van de stad te bekijken door de ogen van deze kunstenaars-flaneurs – in het verleden, het heden, en onvermijdelijk ook de toekomst."
— Sandrine Colard
Sandrine Colard © Joris Casaer
Sandrine Colard © Joris Casaer

Omgekeerd perspectief

Tegelijk wil de expositie ook het hoofdzakelijk mannelijke en blanke perspectief omkeren van de moderne stedelijke ervaring in Europa. Die visie ging overigens vaak ten koste van andere culturen en hun commodificatie. Is het vandaag al mogelijk dat een zwarte man en/of vrouw de ‘perfecte flaneur’ is zoals Baudelaire die voor ogen had? Iemand voor wie ‘de massa een natuurlijk element is, zoals de lucht voor de vogels en het water voor de vissen’? Als een lid van een niet-blanke en niet-mannelijke ‘minderheid’ rondlopen in de publieke ruimte?

Wanneer wordt een onschuldige wandeling ‘een immense vreugde om samen te komen in de massa’? Wanneer staat het gelijk met ‘weg zijn van huis en jezelf toch overal thuis voelen; de wereld zien, in het centrum van de wereld staan en toch verborgen blijven voor die wereld […] en zich verblijden in dat incognito’?

 

Oude paden en nieuwe vormen

 

‘Congoville’ nodigt kunstenaars uit om stads- en parkbezoekers te worden, om oude paden in vraag te stellen en te betreden, maar ook om nieuwe vormen van stedelijke en sociale gemeenschappelijkheid en herdenking uit te stippelen.

Bezoekers worden uitgenodigd om de publieke ruimte van de stad te bekijken door de ogen van deze kunstenaars-flaneurs – in het verleden, het heden, en onvermijdelijk ook de toekomst. Van deze plek moeten alle postimperialistische componenten opgegraven worden, want alleen zo is een nieuwe visie mogelijk.